Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam presenteert de tentoonstelling Noordzeekanaal. Door de bouw van de nieuwe zeesluis in 2022 wordt de Amsterdamse haven bereikbaar voor grotere zeeschepen. De tentoonstelling in Het Scheepvaartmuseum plaatst de ontwikkeling van de zeesluis in een historische context. De bereikbaarheid van de Amsterdamse haven is al eeuwenlang een punt van zorg.
De geschiedenis van het sluizencomplex bij IJmuiden begint in de negentiende eeuw. Rond 1850 konden de grootste goederenschepen Amsterdam niet langer bereiken. Tegen de verzanding van de vaarroute over het IJ en de Zuiderzee, het huidige IJsselmeer, viel niet langer op te baggeren. Ook het Noordhollands kanaal, dat binnendoor van Amsterdam naar Den Helder liep, was te smal en te ondiep geworden. Het gevolg van deze onbereikbaarheid was dat de belangrijke zeehaven van Amsterdam minder interessant werd voor de koopvaardij. Dat werd gezien als een probleem voor de economische voorspoed van het hele land.
De oplossing lag in de aanleg van een kortere en directe verbinding naar zee. Dat kon door het kanaliseren van het IJ en het doorgraven van de duinen bij Velsen waar een grote zeesluis werd gebouwd, het huidige IJmuiden. Het idee hiervoor was niet nieuw. Al in de zeventiende eeuw werd een dergelijke route geopperd, toen liepen grote schepen vooral vast bij het ondiepe Pampus in het IJ.
In 1863 werd begonnen met de werkzaamheden door de speciaal opgerichte Amsterdamse Kanaal Maatschappij. De aanleg van het Noordzeekanaal en de bouw van de zeesluis waren in de negentiende eeuw grote nationale projecten. Verschillende fotografen en kunstenaars kregen opdracht om de werkzaamheden vast te leggen.
Kijk hier voor meer informatie.