Scheepswrakken

Een onderwerp dat we liever vermijden: scheepswrakken! Het is zonder twijfel de schrik van iedere schipper: vastlopen met je schip of in een storm met man en muis vergaan. Tegenwoordig gebeurt het in ons land gelukkig zelden of nooit en is hulp al snel nabij als het mis gaat. Dat was in vroeger eeuwen wel anders.

450 wrakken

Yftinus van Popta

Zo weten we nu dat alleen al in de provincie Flevoland tenminste 450 scheepswrakken liggen. Volgens Yftinus van Popta, maritiem archeoloog en in 2020 gepromoveerd, is het grootste scheepskerkhof op land ter wereld. De eerste wrakmeldingen dateren volgens hem uit 1941-1942, toen de Noordoost Polder werd drooggelegd en geschikt gemaakt voor de landbouw.

In die jaren kenden we nog geen maritiem archeologen en werd zeer selectief te werk gegaan. Oude complete schepen kregen voorrang en werden opgegraven. De jongere schepen (19e en 20e eeuw) die incompleet waren, werden afgeschreven en afgevoerd. 

 

In kaart gebracht

Wrakpaal

Aan de hand van oude opgravingsdocumentatie, luchtfoto’s, oude kaarten, schilderijen en dergelijke heeft Yftinus nu alle wrakken opnieuw in kaart gebracht.

Een mooi staaltje van moderne wetenschap waarbij historische bronnen en archeologie elkaar aanvullen!

Al snel bleek dat de helft van de wrakken op een andere plek lag dan tot nu toe werd aangenomen, vaak honderden meters verderop. De juiste locaties zijn nu zichtbaar gemaakt met de nieuwste satellietsystemen die kleur- en hoogteverschillen op de grond herkennen en een andere groei van gewassen rond een wrak ontdekken. Op de plek van ieder wrak is nu een wrakpaal in de grond geslagen als herkenningspunt.

 

Hoe oud zijn ze?

De oudste wrakken dateren uit de jaren 1200-1300 (met name Kogge-achtige schepen) en de jongste van 1900-1930. De meeste dateren uit de 17e en 18e eeuw. Een rijke tijd met een grote economische bloei waarin schepen het belangrijkste vervoermiddel waren. Bovendien waren er nog weinig mogelijkheden om schepen te lichten waardoor er veel bewaard zijn gebleven. Het gaat in alle gevallen vooral om vracht- en vissersschepen. Rond het in de Middeleeuwen belangrijke plaatsje Kuinre is een concentratie van schepen aangetroffen. En ook op Schokland en bij de monding van de IJssel zijn veel wrakken gevonden.

Niet alleen de ontdekking van de wrakken is van historisch belang maar ook onderzoek naar de namen van de schepen, waardoor ze zijn gezonken, wie de opvarenden waren en wat er met hen is gebeurd. Zo zijn inmiddels een paar achtergrondverhalen opgehelderd, zoals over de Lutina.

De Lutina

De Lutina was een Overijsselse praam van Jan Roelofszoon Kisjes (67 jaar) en zijn vrouw Lutje Dragt. Op 19 november 1888 voer Kisjes met zijn knecht Reinder Tulp (64 jaar) van Amsterdam naar de kalkovens in Zwartsluis. Aan boord: schelpen- en metselstenen. Na deze reis zouden beiden met pensioen gaan.

Er woei die dag een matige wind. In de namiddag sloeg het weer om en er stak een krachtige wind op met zware onweersbuien. De golven sloegen over het schip dat loodzwaar werd met die lading. De bemanning begon de lading overboord te gooien.

De noodvlag werd gehesen en opgemerkt door een schipper die met een lege praam voorbijvoer. Hij meldde het noodgeval in Zwartsluis, maar niemand durfde uit te varen…

Mast opgeblazen

Toen de Lutina die avond niet was binnengevaren werd de volgende dag, bij rustiger weer, een reddingspoging gedaan. Op de plek des onheils stak echter alleen nog een mast boven water met een omgekeerde roeiboot ernaast. Niet alleen de Lutina maar vele andere schepen waren die spooknacht vergaan, onder ander bij Spakenburg.

Een week later, op 27 november 1888, loofde Harm, de oudste zoon van Jan en Lutje, een beloning van 10 gulden uit om zijn vader en knecht terug te vinden. Bergers deden twee pogingen het schip te lichten maar beide mislukten. Nadat Urker vissers bleven klagen dat de netten op de bewuste plek bleven haken, werd besloten de mast met dynamiet op te blazen. Het schip zakte door de jaren heen steeds verder weg.

Wrak en skelet gevonden

In 1976 werd bij Swifterbant een praam opgegraven, het bleek de Lutina te zijn. Aan boord een complete inventaris, maar ook het skelet van een bemanningslid, de benen klem onder een van de lieren. Maar om wie van de bemanningsleden ging het? 

In 2007, toen in Leiden een promotie onderzoek naar DNA met archeologisch menselijk materiaal werd gedaan, gaven de families Kisjes en Tulp toestemming de resten uit de Lutina hierin mee te nemen. De kans op resultaat werd na meer dan 100 jaar in het water te hebben gelegen zeer klein geacht. Aanvullend onderzoek bij achterkleinkinderen gaf toch uitsluitsel: de menselijke resten waren zonder twijfel toe te schrijven aan Jan Kisjes. 

Om de kracht van het vertellen van verhalen uit onze historie te benadrukken, zijn de resten van Jan Kisjes en de inventaris van de Lutina daarna in Lelystad tentoongesteld. Yftinus gaat nu proberen de verhalen van andere wrakken te achterhalen, wrakken te herbegraven of tentoon te stellen.

Ik wens jullie allen een behouden vaart,

Ina Lieshout